Leermoeilijkheden

Kato, 9 jaar, krijgt regelmatig te horen dat ze harder moet studeren voor de spellingstoetsen.  Wat de juf echter niet weet is dat Kato bijna een ganse week geoefend heeft op die vervelende 'ei' of 'ij' en 'au' of 'ou'.  Schrijf je 'auto' nu met 'au' of 'ou'?  Kato twijfelt telkens opnieuw.  Ook haar agenda staat vol met schrijffouten.  Ze moet de taken en lessen nochtans maar gewoon overschrijven van het bord.  En  schrijf je 'katten' nu weeral met 't' of toch met 'dubbele t'?

Michiel is een twaalfjarige, verstandige knaap.  Hij zit in het eerste middelbaar en is een krak in het onleesbaar schrijven.  Voor Frans is Michiel steeds gebuisd.  Hij kan toch zo moeilijk die vertalingen onthouden en hoe moet dat accent ook alweer staan é of è?  Uiteindelijk geeft Michiel toe dat hij zo onleesbaar schrijft zodat zijn spellingsfouten niet opgemerkt kunnen worden of dat hij voortdurend moet verbeteren waardoor zijn opdrachten een echte knoeiboel worden. 

Arthur, 7 jaar, heeft een hekel aan lezen.  Elke avond moet hij van zijn ouders een kwartier lezen.  Dit is steeds een gevecht en gaat meestal gepaard met tranen.  Waarom zou hij ook blijven oefenen?  De  andere kinderen van de klas lezen toch veel beter dan hij.  Hij verwisselt nog steeds de letters 'b' en 'd' en spelt nog vaak de woorden.  Lezen is toch zo vermoeiend!

Maite, 10 jaar, raast doorheen de tekst.  Ze leest elke zin met groot enthousiasme luidop voor: ' het meisje is erg verdrietig'.  Er staat echter ' de meisjes hebben veel verdriet'.  In de klas heeft ze het erg moeilijk met begrijpend lezen omdat ze steeds woorden toevoegt en weglaat. 

Klaas, 13 jaar, mag alleen met de trein naar school.  Op de stationsklok leest hij 07.30 .  Is dat nu half 7 of half 8?  Hij koopt ook wat snoep voor onderweg en moet 1,87 euro betalen.  Hij betaalt met een briefje van 5 euro.  Moet hij dan 4,13 euro terugkrijgen of nee,... 3,23 euro of wacht ... misschien is het 3,13 euro?  Klaas rekent het snel uit op zijn GSM.

Charlotte, 8 jaar, heeft een hekel aan de maaltafels.  Waarom moet ze die ook kunnen?!  Ze blijft getallen 1-per-1 bij elkaar optellen of van elkaar aftrekken.  Charlotte heeft nog nood aan het rekenen met materiaal.  Als ze dit niet heeft, gebruikt ze haar vingers of de tegels op de vloer.  Mama herkent veel van zichzelf in Charlotte.  Zij had het vroeger ook erg moeilijk met rekenen.  Nu gebruikt ze voor alles een rekenmachine.  Als ze dit niet bij de hand heeft telt ze de getallen 1-per-1 bij elkaar op of trekt ze van elkaar af.

Lees-, schrijf- en rekenstoornissen vinden hun oorsprong in tekorten in het taalvermogen van het kind, terwijl er sprake is van een normale intelligentie.  Het kind heeft dan problemen met het omzetten van gesproken taal in geschreven taal (spelling).  Maar ook het omzetten van schrijftaal naar spraak (lezen) verloopt moeilijk.  Bij rekenstoornissen is er sprake van een achterstand voor specifieke rekenvaardigheden.

De praktijk is gespecialiseerd in de diagnostiek en behandeling van kinderen met leermoeilijkheden (spelling, lezen en rekenen).  Vanuit een diagnostisch onderzoek wordt er een handelingsplan opgesteld.  Dit handelingsplan heeft als doel om de hiaten in de leerontwikkeling te dichten.  We doen dit op een grondige, respectvolle maar leuke manier.  Heel wat van deze kinderen werden immers, gedurende een hele periode, ontmoedigd en teleurgesteld.  Er worden (inzichtelijke) strategieën aangebracht en nadien ingeoefend in spelvorm.  Dit maakt dat leren plots wel leuk en interessant kan worden.

Een onderscheid tussen leerproblemen/een leerachterstand en leerstoornissen
Leerproblemen zijn een vaak voorkomende klacht bij kinderen en jongeren in de leeftijdsgroep 4 t/m 18 jaar. Het is belangrijk om leerproblemen snel te herkennen, te diagnosticeren en te behandelen, omdat leerproblemen aanleiding kunnen geven tot een belangrijke leerachterstand en psychische problemen.

Leerproblemen verschillen van leerstoornissen omdat ze geen aandoening zijn. Meestal gaat het om kinderen die tijdelijk wat minder presteren op school, vaak door externe factoren (bv: een overlijden, een scheiding). 
Een leerachterstand is het tijdelijk achterop raken van een leerling die voordien normaal presteerde, meestal door medische of sociale factoren.

Leerstoornissen zijn aangeboren maar niet zichtbaar van bij de geboorte.  Er is vaak sprake van een belaste familiale voorgeschiedenis (erfelijkheid).  Leerstoornissen leveren blijvende moeiijkheden op.  Bij leerstoornissen ligt de nadruk in de therapie op het leren compenseren.    
We kunnen een onderscheid maken tussen:

  • dyslexie: automatisatie van spelling en lezen
  • dyscalculie: automatisatie van rekenen

  • dyspraxie: automatisatie van schrijven en motoriek
  • dysfasie: taal, woordenschat en zinsbouw

Dysle

xie

Dyslectici vertonen, ondanks een normale intelligentie,  opvallende en blijvende moeilijkheden met spelling en/of lezen.   Mogelijke kenmerken kunnen zijn:
  • het schrijven verloopt niet geautomatiseerd: je moet expliciet over een regel nadenken, je moet de regel stap-voor-stap overlopen.
  • je onthoudt maar moeizaam woordbeelden en symbolen: je weet plots niet meer hoe je een woord schrijft
  • je hebt moeite met de spellingsregels: je kunt de regels niet onthouden, de regels zijn te ingewikkeld, je kan de regels niet gebruiken
  • je moet voortdurend verbeteren: dit maakt je geschrift onleesbaar voor jezelf en anderen

  • het schrijven blokkeert het denken: doordat je steeds over de spellingsregels moet nadenken weet je plots niet meer wat je precies wilde schrijven
  • problemen om de aandacht  over verschillende taken te verdelen: je bent veel trager want je kunt niet volgen bij een dictee, je hebt meer tijd nodig om een verslag op te maken
  • onzekerheid: je wilt niet dat anderen je fouten opmerken
  • traag lezen:  blijvend spellen, letter per letter, je aarzelt en wacht te lang, het kind herneemt woorden en zinnen, het leestempo is een rem voor schoolactiviteiten

  • onnauwkeurig lezen: je voegt letters, woorden toe of laat ze net weg, je leest niet wat er staat (radend lezen), problemen met de leesrichting
  • hardnekkig letters verwarren: visuele verwarring zoals bij b/d of ei/ie, auditieve verwarring zoals bij eu/ui

  • je kan niet lang lezen: het lezen boeit niet, je zoekt een goede leeshouding 

  • je begrijpt onvoldoende wat je leest: technisch lezen verloopt vrij goed maar je weet niet wat je gelezen hebt, je hebt moeite met het lezen van instructies; opdrachten en vraagstukken, je leest zonder intonatie

Dyscalculie
 Mensen met dyscalculie vertonen, ondanks een normale intelligentie, blijvende en opvallende moeilijkheden met het rekenen.  Bij dyscalculie komt het automatiseren van de rekenhandelingen niet of maar heel moeizaam tot stand.  Mogelijke kenmerken kunnen zijn:

  • onthouden en geheugenproblemen: problemen met het automatiseren van de maaltafels, blijven twijfelen bij eenvoudige sommen, het werkgeheugen en kortetermijngeheugen kunnen te klein zijn (uitkomsten niet kunnen onthouden, cijfers verkeerd overschrijven), opeenvolgende stappen kunnen niet onthouden worden, zwak symboolgeheugen (rekensymbolen worden verward, betekenis van maateenheden kunnen niet onthouden worden), het langetermijngeheugen is weinig betrouwbaar (kennis kan niet opgediept of teruggevonden worden, niet onderhouden kennis gaat verloren)
  • tijd en ruimte: kloklezen blijft moeilijk, geen tijdsbegrip hebben, geen inzicht in de kalender,  moeite met schatten, namen van figuren kunnen niet onthouden worden, onnauwkeurig en slordig tekenen

  • oriëntatie in ruimte en ruimtelijk inzicht: klok niet kunnen lezen zonder extra inspanning, fouten bij het schrijven van getallen, cijfers worden niet correct gevormd, veranderen van rekensymbolen, moeite met het lezen van tabellen en cijfergegevens, bouwplan (bijvoorbeeld van Lego) niet kunnen lezen
  • rekentaal en taal in rekenen: termen worden verwisseld (links/rechts, voor/na), rekenbegrippen worden niet onthouden, talige opdrachten kan men niet zelfstandig lezen, taal en symbolen kunnen niet met elkaar verbonden worden, een lange uitleg kan niet opgedeeld worden
  • inzicht, abstract denken en integreren: voortdurend nood aan concrete voorbeelden, rekentechnieken kunnen niet toegepast worden in een andere context (gemengde oefenvormen), moeite met redeneren

  • aandacht, tempo en motivatie: een kind dat niet automatiseert moet steeds tellen, geen rekenplezier ervaren 

Dyspraxie
Er zijn blijvende en opvallende moeilijkheden met fijnmotorische vaardigheden.  Bijvoorbeeld: bijna onleesbaar schrijven en knipvaardigheden.

Dysfasie
Dysfasie wordt gekenmert door problemen met actief (praten) en passief (begrijpen) taalgebruik: het leren van nieuwe woorden, het vormen van correcte zinnen vraagt veel inoefening en inspanning, ze begrijpen woorden/opdrachten niet