Myofunctionele stoornissen

Lien, 4;5 jaar, is een guitige kleuter die nog regelmatig duimt.  Ook de juf merkt het duimzuigen op in de klas.  Vooral tijdens het kringgesprek en namiddagactiviteiten.  Mama en papa hebben al allerlei zaken  geprobeerd: een handschoen, 'slechte' nagellak, cadeautjes, ... maar niets lijkt te helpen.

Rune, 6 jaar, zit tijdens het tv-kijken vaak met zijn mondje open.  Daarbij komt de tong op de ondertanden te liggen.  Mama geeft tijdens het intakegesprek aan dat Rune vaak verkouden is en frequent last heeft van middenoorontstekingen.     

Elien, 14 jaar, wordt door de orthodontist doorverwezen.  Alvorens dat er een orthodontische behandeling gestart wordt, dient aan een aantal problemen gewerkt te worden.  De tandarts merkte op dat Elien foutief slikt en dat de tong tegen de ondertanden op de mondbodem rust.  Haar ouders geven aan dat Elien soms onduidelijk praat.   

Myofunctionele stoornissen of afwijkende mondgewoontes zorgen voor een verstoord evenwicht in het functioneren van de spieren in en om de mond.
Een gestoorde functie kan de vorm van het gebit en/of de kaken negatief beïnvloeden.  Vaak zien we dan een gestoorde spraak optreden.  Indien echter de kaken, de tanden/kiezen bij het probleem betrokken zijn, kan de logopedist alleen geen blijvend resultaat bewerkstelligen.

Het doel van oro-myofunctionele therapie is dus het weer in evenwicht brengen van alle mondspieren door middel van oefeningen en het afleren van verkeerde reflexen, zodat de vorm en functie van de kaken en tanden/kiezen weer hersteld kan worden.  
Hiermee pakt myofunctionele therapie de oorzaak aan van één of meerdere problemen en niet alleen de gevolgen van het verstoorde evenwicht.  Dit heeft als gevolg dat andere therapieën zoals orthodontie en (kaak)chirurgie, later een blijvend resultaat opleveren.

Bij een afwijkende mondgewoonte betreft het een gewoonte die reeds langere tijd bestaat.  Het is dus niet zo eenvoudig een verkeerde gewoonte af te leren en te vervangen door een goede gewoonte.  

De belangrijkste orale myofunctionele afwijkingen zijn:

  • habitueel verkeerde rustpositie van de tong
  • habitueel mondademen
  • afwijkend slikken
  • duimzuigen

1. Habitueel verkeerde rustpositie van de tong
Bij een afwijkende tongplaatsing in rust ligt de tong

  • tegen of tussen de snijtanden
  • tegen het slijmvlies van de onderlip
  • op de mondbodem
  • tussen de kiezen, uni- of bilateraal

De permanente druk van de tong op de verkeerde plaats, heeft een schadelijke invloed op de stand van de tanden.  Er 'kan' een malocclusie (het boven- en ondergebit wordt niet goed op elkaar gezet) ontstaan.  Deze afwijkende tongplaatsing gaat bijna steeds samen met een verkeerd slikgedrag.  
Bij kinderen die vaak met de tong tussen de tanden of de lippen spelen, op voorwerpen zuigen of de mond laten openhangen, mag je een foutieve rustpositie veronderstellen.

Habitueel mondademen
Dit is een gewoonte waarbij in rust het grootste gedeelte van de lucht via de mond wordt ingeademd, terwijl de neusweg voldoende vrij is.  
Wanneer we uit noodzaak door de mond inademen omdat de neus toenemend of volledig verstopt is of omdat er een te nauwe doorgang bestaat, spreken we van obstructie-mondademen.  Eens de obstructie wegvalt, blijft de lucht in sommige gevallen dezelfde weg volgen en ontstaat er habitueel mondademen.  
Een kaak-, gebits-, of lipafwijking kan zelfs totale lipsluiting verhinderen (= anatomisch mondademen).

Een andere gewoonte is het openmondgedrag.  Dit is een gewoonte om in rust de mond open te houden, maar er niet door te ademen.  De tong ligt tegen het verhemelte zodat de monddoorgang is afgesloten.

Bij habitueel mondademen kan je volgende verschijnselen waarnemen:

  •    een openhangende mond met slappe lippen
  • een te wijde kaakhoek
  • een hoog verhemelte
  • vaak een open beet
  • een korte functieloze en/of omgekrulde bovenlip
  • een neus met betrekkelijk kleine neusgaten en onbeweeglijke neusvleugels
  • een lage tongligging, rustend tegen de ondertanden of over de ondertanden heen, tegen de onderlip
  • een slappe lichaamshouding: ronde rug, afhangende schouders en een gekanteld bekken.

Afwijkend slikken
Dit is een normaal verschijnsel tot de leeftijd van 6 jaar.  
Verkeerd slikken gaat vaak samen met andere afwijkende gewoonten:

  • een afwijkende beet

  • een verkeerde rustpositie van de tong
  • mondademen
De krachten die bij afwijkend slikken optreden zijn:
  • de tongpunt ligt tegen of tussen de gebitselementen
  • de tongrug heeft weinig contact met het verhemelte
  • speldenkussenkin
  • hyperfunctie van de onderlip
  • de bovenlip is functieloos of te sterk gespannen
  • grimassen

Duimzuigen
Er bestaan heel wat afwijkende zuiggewoonten.  Fopspeen- en duimzuigen komen het frequentst voor en zijn het meest schadelijk.  Wanneer baby's, peuters en kleuters (duim)zuigen vinden we dit nog normaal.  Eens begonnen met duimzuigen, blijft de gewoonte soms bestaan op lagere schoolleeftijd.  Duimzuigen is een reflexmatig gedrag tot de leeftijd van 2 jaar.  Daarna wordt het een gewoonte of een aangeleerd gedrag.  
Het zuigen op de duim geeft een gevoel van geborgenheid.  Het doet denken aan de voedingssituatie in de babytijd.  In bepaalde situaties, die het kind als bedreigend ervaart, biedt het duimen voor het kind de mogelijkheid onmiddellijk terug te keren naar een vertrouwde veiligheidsbeleving.  

Het duim- of fopspeenzuigen geeft volgend beeld:

  • de tong ligt in een lage positie zodat de breedtegroei van de bovenkaak afgeremd wordt
  • de tong maakt contact met de onderlip
  • het slikken verloopt te ver voorwaarts en onderaan in de mond
  • de doorbraak van frontale gebitselementen wordt belemmerd.  Er kan een open beet ontstaan, afhankelijk van de duur, frequentie en intensiteit van de zuiggewoonte (duimen, fopspeen)
  • een hoog gehemelte met eventueel een vervormd of verplaatst neustussenschot

Het is niet steeds eenvoudig om te bepalen wat oorzaak of gevolg is.  De afwijking is nu eens een oorzaak, dan weer een  gevolg van een andere afwijking.